Wat betekent junta in Spaans?

Wat is de betekenis van het woord junta in Spaans? Het artikel legt de volledige betekenis uit, de uitspraak samen met tweetalige voorbeelden en instructies voor het gebruik van junta in Spaans.

Het woord junta in Spaans betekent vergadering, bijeenkomst, bestuur, pakking, afdichting, junta, sluiting, afdichting, scharnier, sluitring, pakking, verbindingspunt, pakking, vergadering, bijeenkomst, parlement, verbinding, hoek, bijeenkomst, vergadering, opéénhopen, bij elkaar rapen, bij elkaar leggen, verzamelen, vergaren, verbinden, samenvoegen, samenvoegen, mengen, bijeenharken, opharken, verenigen, opstapelen, stapelen, iets inpakken, opeenhopen, opeenstapelen, bijeenrapen, bijeenzamelen, verenigen, iets opbrengen, samenvoegen, zich verzamelen, bijeenbrengen, samenbrengen, verbinden, aansluiten, samenvoegen, aaneensmeden, samenvoegen, iets verzamelen, binnenhalen, iets verzamelen, meenemen, samen, bijeen, tegenover, bijeen, samen, eendrachtig, eensgezind, verenigd, gezamenlijk, langs, directoraat, verbinder, koppelaar, lid van de kerkenraad, raad van bestuur, voorzitter van de Raad van Bestuur. Raadpleeg de onderstaande details voor meer informatie.

Luister naar uitspraak

Betekenis van het woord junta

vergadering

La junta para hablar del nuevo proyecto empezará a las cuatro de la tarde.

bijeenkomst

La reunión de la comunidad tuvo una duración de dos horas.

bestuur

El Dr. Kimball acaba de ser designado para el consejo de administración.

pakking, afdichting

El coche de John tenía rota una junta de culata.

junta

nombre femenino (militaire regering)

La junta tomó el control de la ciudad después de la revolución.

sluiting, afdichting

nombre femenino

La junta de la tubería se estropeó y la tubería está perdiendo agua.

scharnier

Fred aceitó las juntas de la máquina.

sluitring, pakking

nombre femenino (goma)

El grifo gotea, necesita una nueva junta.

verbindingspunt

nombre femenino

La junta es donde se conectan las dos piezas.

pakking

nombre femenino

Amanda llamó al fontanero para que arreglase una junta que goteaba bajo el fregadero.

vergadering, bijeenkomst

El profesor dio una conferencia a los padres para presentar el programa.

parlement

El parlamento de obispos se reúne sólo cada tres años.

verbinding, hoek

La juntura era de carga, así que no sea pudo sacar cuando hicieron la expansión de la casa.

bijeenkomst, vergadering

Durante la sesión de la tarde, el grupo debatió sobre la política de reclutamiento de la empresa.

opéénhopen, bij elkaar rapen

Juntamos las hojas en pequeños montones.

bij elkaar leggen

(dinero)

Juntemos nuestro dinero para comprar un coche.

verzamelen, vergaren

Ha acumulado miles de libros en el transcurso de su vida.

verbinden, samenvoegen

samenvoegen

Él unió las dos piezas del rompecabezas.

mengen

Mezcla los ingredientes para hacer una masa suave.

bijeenharken, opharken

Harriet está amontonando las hojas.

verenigen

Brian reunió un equipo para ingeniar un plan.

opstapelen, stapelen

Alison amontonó los libros en la mesa.

iets inpakken

Las acampantes recogieron las carpas y se fueron a sus casas.

opeenhopen, opeenstapelen

El mueble acumula mucho polvo.

bijeenrapen, bijeenzamelen

Recogió toda la información que pudo sobre el tema.

verenigen

(figurado)

iets opbrengen

No podía reunir las agallas para invitarlo a salir.
Ik kon de moed niet opbrengen om hem uit te vragen.

samenvoegen

Los psicólogos han sumado la sabiduría colectiva de los académicos precedentes para elaborar una nueva teoría.

zich verzamelen

(personas)

La gente comenzó a congregarse en el ayuntamiento por la mañana temprano.

bijeenbrengen, samenbrengen

Reúne a la gente para poder empezar con el programa musical.

verbinden, aansluiten

Los manifestantes entrelazaron sus brazos para evitar que la policía los sacara del lugar.

samenvoegen, aaneensmeden

El amor de Daphne por George había unido su alma a la de él para la eternidad.

samenvoegen

iets verzamelen

(moed)

Bob se armó de valor y fue a por ello.

binnenhalen

(figuurlijk)

Canadá acumuló catorce medallas de oro en las Olimpiadas de Invierno.

iets verzamelen

verbo transitivo

meenemen

Mi jefe no me permite guardar días de vacaciones para el próximo año, así que tendré que tomar unas vacaciones ahora.

samen, bijeen

Tenemos a toda la familia junta.

tegenover

Junto a los otros hombres no parece tan bajito.

bijeen, samen

adjetivo

Agrupó las flores juntas en un ramo.

eendrachtig, eensgezind

Unidos, los dos grupos pudieron llegar mucho más lejos que individualmente.

verenigd, gezamenlijk

Gracias al esfuerzo conjunto, Peter y Lucy lograron elaborar una deliciosa comida para sus invitados.

langs

A mi perro le gusta correr a mi lado cuando voy en bicicleta.

directoraat

Se disolverá la directiva y se creará un nuevo órgano de gobierno.

verbinder, koppelaar

lid van de kerkenraad

raad van bestuur

La junta directiva debe aprobar cualquier cambio en la constitución de la empresa.

voorzitter van de Raad van Bestuur

El presidente de la junta supervisa la estrategia de planeamiento de la compañía.

Laten we Spaans leren

Dus nu je meer weet over de betekenis van junta in Spaans, kun je leren hoe je ze kunt gebruiken aan de hand van geselecteerde voorbeelden en hoe je lees ze. En vergeet niet om de verwante woorden die we voorstellen te leren. Onze website wordt voortdurend bijgewerkt met nieuwe woorden en nieuwe voorbeelden, zodat u de betekenissen van andere woorden die u niet kent, kunt opzoeken in Spaans.

Ken je iets van Spaans

Spaans (español), ook bekend als Castilla, is een taal van de Iberisch-Romaanse groep van de Romaanse talen, en de 4e meest voorkomende taal ter wereld volgens sommige bronnen, terwijl andere het als een 2e of 3e vermelden meest voorkomende taal. Het is de moedertaal van ongeveer 352 miljoen mensen en wordt gesproken door 417 miljoen mensen wanneer de sprekers als taal worden toegevoegd. sub (geschat in 1999). Spaans en Portugees hebben zeer vergelijkbare grammatica en woordenschat; Het aantal vergelijkbare woordenschat van deze twee talen is tot 89%. Spaans is de primaire taal van 20 landen over de hele wereld. Geschat wordt dat het totale aantal sprekers van het Spaans tussen de 470 en 500 miljoen ligt, waarmee het de op één na meest gesproken taal ter wereld is, gemeten naar het aantal moedertaalsprekers.