Wat betekent estás in Spaans?

Wat is de betekenis van het woord estás in Spaans? Het artikel legt de volledige betekenis uit, de uitspraak samen met tweetalige voorbeelden en instructies voor het gebruik van estás in Spaans.

Het woord estás in Spaans betekent zijn, staan, liggen, zitten, hangen, aan het ... zijn, zijn, staan, staan, liggen, staan, b, gaan, verlopen, opschieten, gaan, oosten, deze, van-, een, die, deze, deze, deze, uitslapen, goed geïnformeerd, niet zo heel slecht, weg, woonkamer, stuur, eruitzien als, mokken, pruilen, afkeuren, veroordelen, afwijzen, goed raden, verbinden, zich duizelig voelen, rondhangen, overlopen van, zich veroorloven, obsederen, leiden, ondermaats, plaats waar een verhaal zich afspeelt, stuiptrekkingen, in alle staten, buiten zichzelf, moeten, instemmen met, tegenspreken, liggen onder, laten bungelen, met iets meegaan., bijstaan, mopperen, morren, het eens zijn met, toestemmen, bezwaar maken, overeenkomen, gaan, lukken, botsen, in verband brengen, wankelen, van zijn stuk zijn, zich bevinden, hoog, slecht, drooggelegd, niet onderdoen voor elkaar, erboven staan, komen, gaan, opschieten, lopen, draaien, duren, branden, in een hinderlaag liggen, plotseling begrijpen, voorkomen, naar bed gaan met, volgen, bijhouden, aan het hoofd staan van, afstammen, voortkomen, niet wetende, niet bewust, groot gelijk, niet slecht, niet in de stemming, hoogzwanger, moeilijk te vermijden, moeilijk te negeren, op handen, verkoold, zwartgeblakerd, fel tegen. Raadpleeg de onderstaande details voor meer informatie.

Luister naar uitspraak

Betekenis van het woord estás

zijn

Barry está enfermo.

staan, liggen, zitten, hangen

verbo copulativo (naargelang positie)

La mantequilla está sobre la mesa.

aan het ... zijn

verbo copulativo (seguido de gerundio) (met infinitief)

Teresa está cenando en este momento.

zijn

verbo copulativo (a favor, en contra)

Estoy a favor de la nueva ley.

staan

verbo intransitivo

Su libro estaba en la mesa sin leer.

staan, liggen

verbo intransitivo (en un lugar)

El vaso está en la mesa.

staan

(van metingen)

¿En cuánto está el marcador?

b

(informal, sms) (informeel, sms-taal)

gaan, verlopen, opschieten

¿Cómo van tus hijos en la escuela?

gaan

(figurado)

¿Va mejor que ayer?
Stelt ze het beter dan gisteren?

oosten

El sol sale por el este.

deze

adjetivo (mannelijk+vrouwelijk)

Estoy hablando de este bolígrafo, no de aquel que está allá en el escritorio.

van-

adjetivo

¿Qué hiciste esta mañana?
Wat heb je vanmorgen gedaan?

een

adjetivo

Entonces, este perro vino y me brincó encima.

die, deze

pronombre (mannelijk+vrouwelijk)

¿El bolígrafo? Este no es muy caro.

deze

adjetivo

Estos zapatos son mis favoritos.

deze

pronombre

Estos son los que más me gustan.

uitslapen

Me voy a quedar acostado hoy porque ayer estuve hasta tarde festejando mi cumpleaños.

goed geïnformeerd

El graduado era muy culto.

niet zo heel slecht

—¿Cómo te va en el trabajo nuevo? —Bien, gracias.

weg

Lo siento, Juan está ausente. Volverá mañana.

woonkamer

(MX)

Tenemos una TV de plasma en la sala

stuur

eruitzien als

Este sillón parece muy antiguo.

mokken, pruilen

Imogen se engurruñó después de la pelea con su amiga.

afkeuren, veroordelen, afwijzen

No creo que tu madre se oponga, pero no le preguntes cuando esté de mal humor.

goed raden

Carl pensó que Denise había tomado el dinero, y acertó.

verbinden

zich duizelig voelen

rondhangen

Nos pasamos todo el fin de semana holgazaneando, tomando cerveza y mirando televisión.

overlopen van

(figuurlijk)

Rebosa de alegría desde que ella le pidió matrimonio.

zich veroorloven

No podemos permitirnos una casa grande.

obsederen

El perfume seductor de la mujer fue suficiente para que el joven hombre se encaprichara.

leiden

Eligieron a Rick para liderar la banda, quizás porque toca muy bien la batería.
Rick werd gekozen om de band te leiden, misschien omdat hij de drums zo goed speelde.

ondermaats

Estoy decepcionado con tu trabajo, este proyecto es realmente subestándar.

plaats waar een verhaal zich afspeelt

El escenario de la novela es la Irlanda del siglo XV.

stuiptrekkingen

(figuurlijk)

La compañía agoniza.

in alle staten, buiten zichzelf

(coloquial) (figuurlijk)

Mi madre estaba sacada cuando no la llamé.

moeten

(verplichting)

Debo presentarme el lunes en el juzgado o me arrestarán.

instemmen met

Está convencida de que todos aceptarán su plan una vez lo entiendan.

tegenspreken

Las opiniones de Tommy contradicen las de sus padres.

liggen onder

Una capa de roca sedimentaria subyace en esta tierra.

laten bungelen

Las piernas de los chicos colgaban sobre la cubierta.

met iets meegaan.

(figuurlijk)

Rachel está contenta de aceptar la sugerencia de Harry.
Rachel gaat graag mee met de suggesties van Harry.

bijstaan

La esposa del diputado lo apoyó cuando fue acusado de malgastar los fondos públicos.

mopperen, morren

Deja de gruñir y termina tu tarea.

het eens zijn met

Leslie nunca aprobará la idea de fumar dentro de los restaurantes.

toestemmen

Ella dijo que nunca había acordado en casarse con el hombre.

bezwaar maken

¿Quieren construir una calle que atraviese la reserva natural? ¡Pues me opongo!

overeenkomen

Estas medidas no cuadran; alguien cometió un error.

gaan, lukken

¿Cómo te las arreglas con el proyecto?

botsen

(informal)

Ambos eran grandes amigos, pero chocaban en sus gustos musicales.

in verband brengen

(figurado)

wankelen, van zijn stuk zijn

(figurado) (figuurlijk)

Imogen se tambaleaba por la noticias del fracaso de la compañía.

zich bevinden

La casa se sitúa en el valle.

hoog

(getij)

La marea subirá pronto.

slecht

(van functioneren)

Él tiene el corazón enfermo.

drooggelegd

(figurado)

Algunos condados en Luisiana son secos.

niet onderdoen voor elkaar

Los dos equipos están muy igualados, así que debería ser un partido interesante.
Deze twee teams doen niet voor elkaar onder, het zal een spannende wedstrijd worden.

erboven staan

Todo este tema de la economía me sobrepasa.

komen

El otoño viene antes que el invierno en las estaciones del año.

gaan, opschieten

¿Cómo va el informe?

lopen, draaien, duren

El programa dura dos años.

branden

(iluminar)

El farol alumbró toda la noche.

in een hinderlaag liggen

Se emboscó allí hasta el amanecer, cuando comenzó el ataque.

plotseling begrijpen

De repente todo encajó: John era el hermano mayor del que Maria me había hablado.

voorkomen

El búfalo salvaje ya no existe en América del Norte.
Wilde buffels komen niet meer voor in Noord-Amerika.

naar bed gaan met

Nunca se ha acostado con una chica antes.

volgen, bijhouden

¿Sigues la política actual?

aan het hoofd staan van

Ese hombre dirige el servicio de bomberos de toda la nación.

afstammen, voortkomen

(figuurlijk)

El miedo de Petra a volar se origina en una experiencia traumática de su infancia.

niet wetende, niet bewust

Yo pensaba que Nathan sabía que su hija salía por ahí a beber, pero aparentemente no era consciente de ello.

groot gelijk

¿Cómo supiste esa respuesta? ¡Tenías toda la razón! Tenías toda la razón sobre ese tipo, es un raro.

niet slecht

locución verbal

La salsa no está muy buena, pero no está mal tampoco.

niet in de stemming

locución verbal

Hoy no estoy de humor para tus mentiras.

hoogzwanger

locución verbal (coloquial)

Está tan grande que debe estar por parir en cualquier momento.

moeilijk te vermijden, moeilijk te negeren

locución verbal (coloquial)

Esas publicidades están hasta en la sopa, las encuentras en todas las páginas de Internet.

op handen

locución verbal (figurado) (figuurlijk)

verkoold, zwartgeblakerd

Me olvidé de la tostada y estaba toda achicharrada.

fel tegen

Yo quería ir a la Escuela de Arte, pero mis padres se oponían a muerte.

Laten we Spaans leren

Dus nu je meer weet over de betekenis van estás in Spaans, kun je leren hoe je ze kunt gebruiken aan de hand van geselecteerde voorbeelden en hoe je lees ze. En vergeet niet om de verwante woorden die we voorstellen te leren. Onze website wordt voortdurend bijgewerkt met nieuwe woorden en nieuwe voorbeelden, zodat u de betekenissen van andere woorden die u niet kent, kunt opzoeken in Spaans.

Verwante woorden van estás

Ken je iets van Spaans

Spaans (español), ook bekend als Castilla, is een taal van de Iberisch-Romaanse groep van de Romaanse talen, en de 4e meest voorkomende taal ter wereld volgens sommige bronnen, terwijl andere het als een 2e of 3e vermelden meest voorkomende taal. Het is de moedertaal van ongeveer 352 miljoen mensen en wordt gesproken door 417 miljoen mensen wanneer de sprekers als taal worden toegevoegd. sub (geschat in 1999). Spaans en Portugees hebben zeer vergelijkbare grammatica en woordenschat; Het aantal vergelijkbare woordenschat van deze twee talen is tot 89%. Spaans is de primaire taal van 20 landen over de hele wereld. Geschat wordt dat het totale aantal sprekers van het Spaans tussen de 470 en 500 miljoen ligt, waarmee het de op één na meest gesproken taal ter wereld is, gemeten naar het aantal moedertaalsprekers.