Wat betekent get busy in Engels?

Wat is de betekenis van het woord get busy in Engels? Het artikel legt de volledige betekenis uit, de uitspraak samen met tweetalige voorbeelden en instructies voor het gebruik van get busy in Engels.

Het woord get busy in Engels betekent start working, get going, get busy, ergens aan toekomen, overal komen, succes boeken, vooruitgaan, geld sparen, opschieten, zich redden, vooruitkomen, opschieten, vorderen, goed kunnen opschieten met, het goed kunnen vinden met, het kunnen stellen zonder, ontwijken, vermijden, omzeilen, bedoelen, bekritiseren, omkopen, ontsnappen, ontkomen, vluchten, vakantie nemen, wegkomen van iemand, ergens vandaan gaan, wegkomen met, teruggaan, terugkrijgen, wraak nemen op iemand, wraak nemen op iemand, , teruggaan naar, leven van, rondkomen met, uitstappen, deprimeren, thuiskomen, instappen, afstraffing, aframmeling, gemakkelijk in de omgang, zich oriënteren, scoren, hosselen, een beeld krijgen van, iets te weten komen, een glimp opvangen van, zich vermannen, doe normaal!, doe effe normaal!, grip krijgen op, vat krijgen op, greep krijgen op iets, een baan vinden, een baan krijgen, ergens een kick van krijgen, Krijg een leven!, moet je nou horen!, moet je nou zien!, iemand de kast opjagen, een afrossing krijgen, een pak slaag krijgen, ruiken, opvangen, iets overtreffen, , maak dat je wegkomt, maak dat je wegkomt, een uitbrander krijgen, boos worden, kwaad worden, ga weg, ergens mee wegkomen, weer in vorm komen, weer fit worden, op het goede spoor komen, beter worden, beter worden, zich blind staren op, vast komen te zitten, gebukt gaan onder schulden, verveeld raken, met iets verveeld raken, interesse verliezen in iets, zich laten meeslepen, zich laten afleiden, zich niet kunnen beheersen, zich niet kunnen inhouden, omkleden, naderen, dichtbij komen, dichterbij komen, dichterbij komen, aan de slag gaan, boos worden, iets gedaan krijgen, aan de slag gaan, ter zake komen, zich aankleden, dronken worden, dronken voeren, zich verloven, zich verloven, zijn gram halen, enthousiast worden, zich opwinden, opgewonden raken, uitzien naar, uitkijken naar, opgewonden raken over, dik worden, aan je conditie werken, vertrekken, gaan, aan de slag gaan, stoned worden, high worden, trouwen, komen aan, te pakken krijgen, pakken, grijpen, vastpakken, vastgrijpen, thuiskomen, gewond raken, ziek worden. Raadpleeg de onderstaande details voor meer informatie.

Luister naar uitspraak

Betekenis van het woord get busy

start working, get going, get busy

(werk: beginnen)

(expression: Prepositional phrase, adverbial phrase, or other phrase or expression--for example, "behind the times," "on your own.")

ergens aan toekomen

(find time)

One of these days, I will get around to making the trip to Paris.
Een dezer dagen zal ik eraan toekomen om die trip naar Parijs te maken.

overal komen

phrasal verb, intransitive (informal (travel frequently or widely)

Paris yesterday, Sydney next week; you really get about, don't you!

succes boeken

phrasal verb, intransitive (figurative (be successful)

In order to get ahead in business you need to be assertive.
Om succes te boeken in het bedrijfsleven moet je assertief zijn.

vooruitgaan

phrasal verb, intransitive (figurative (gain advantage)

The company got ahead by adopting a new business model.

geld sparen

phrasal verb, intransitive (US, informal, figurative (save money)

opschieten

phrasal verb, intransitive (informal (be friends)

My friends and I get along very well.

zich redden

phrasal verb, intransitive (informal (cope)

After she went blind, it took her a long time to learn how to get along without vision.

vooruitkomen, opschieten, vorderen

phrasal verb, intransitive (informal (progress)

In my profession, you aren't going to get along without the support and help of more experienced people.

goed kunnen opschieten met, het goed kunnen vinden met

phrasal verb, transitive, inseparable (be friends)

I get along very well with my mother-in-law.
Ik kan goed opschieten met mijn schoonmoeder.

het kunnen stellen zonder

phrasal verb, transitive, inseparable (not need)

I can get along without luxuries in this economy.

ontwijken, vermijden, omzeilen

phrasal verb, transitive, inseparable (circumvent)

You can't get around the problem by pretending it doesn't exist.

bedoelen

phrasal verb, transitive, inseparable (informal (intend to say, imply)

I don't understand what you are getting at.

bekritiseren

phrasal verb, transitive, inseparable (slang (target for criticism)

I hate him; he's always getting at me.

omkopen

phrasal verb, transitive, inseparable (slang (influence illegally)

All the evidence is against us; we'll have to see if we can get at the jury.

ontsnappen, ontkomen, vluchten

phrasal verb, intransitive (escape)

I was almost mugged but I managed to get away.

vakantie nemen

phrasal verb, intransitive (informal (go on holiday)

I have been working late all week and need to get away this weekend.

wegkomen van iemand

phrasal verb, transitive, inseparable (escape: [sb])

How did you manage to get away from your captors?

ergens vandaan gaan

phrasal verb, transitive, inseparable (place: leave)

It's great to get away from London sometimes.

wegkomen met

phrasal verb, transitive, inseparable (informal (not be punished)

The murderer got away with his hideous crime.

teruggaan

phrasal verb, intransitive (informal (return)

I visited my Aunt in Greece last year and I can't wait to get back!

terugkrijgen

phrasal verb, transitive, separable (have [sth] returned)

I took my watch to be repaired and I'll get it back on Tuesday.

wraak nemen op iemand

phrasal verb, transitive, inseparable (informal (take revenge on)

To get back at him, she had an affair with his brother.

wraak nemen op iemand

phrasal verb, transitive, inseparable (informal (take revenge on)

phrasal verb, transitive, inseparable (informal (resume)

I'd love to talk more but I have to get back to my work now.

teruggaan naar

phrasal verb, transitive, inseparable (return)

It would be nice to get back to my hometown one day.

leven van, rondkomen met

phrasal verb, intransitive (cope, manage) (geld)

Between taxes and the high cost of living I make barely enough to get by.

uitstappen

phrasal verb, intransitive (from vehicle, horse)

The truck driver got down from his cab to inspect the tires.
De vrachtwagenchauffeur stapte uit uit zijn cabine om de banden te inspecteren.

deprimeren

phrasal verb, transitive, separable (informal (depress)

Try not to let your exam results get you down.
Laat jouw examenresultaten je niet deprimeren.

thuiskomen

phrasal verb, intransitive (informal (arrive home)

Sorry I missed you, but I got in late last night.

instappen

phrasal verb, intransitive (enter a vehicle)

I opened the door and got in.

afstraffing, aframmeling

verbal expression (be beaten, damaged)

gemakkelijk in de omgang

adjective (informal (affable)

Jim is a friendly guy who is easy to get along with.

zich oriënteren

verbal expression (orient yourself)

In the dark forest, the search party had trouble getting their bearings.

scoren, hosselen

verbal expression (slang (take drug) (informeel)

People addicted to street drugs will do just about anything to get a fix.
Mensen die verslaafd zijn aan drugs doen bijna alles om te scoren.

een beeld krijgen van, iets te weten komen

verbal expression (slang (ascertain)

I talked to several people to get a fix on what actually happened.
Ik sprak met verscheidene mensen om een beeld te krijgen van wat er precies gebeurd is.

een glimp opvangen van

transitive verb (catch sight of briefly)

The fans crowded around the door to get a glimpse of the athletes leaving the stadium.
De fans verzamelden aan de deur om een ​​glimp op te vangen van de atleten die het stadium verlieten.

zich vermannen

verbal expression (figurative, slang (regain self-control)

It's time to stop panicking and get a grip. He's too nervous; he needs to get a grip.

doe normaal!, doe effe normaal!

interjection (figurative, slang (you are overreacting, control yourself) (informeel)

It's nothing to get so worked up about – get a grip!

grip krijgen op, vat krijgen op

verbal expression (figurative, informal (start to understand) (figuurlijk)

I would love to get a grip on basic physics.

greep krijgen op iets

verbal expression (informal (grasp)

Get a firm hold of the load and make sure it's not too heavy before you lift.

een baan vinden, een baan krijgen

verbal expression (informal (find employment)

I need to get a job that pays well.

ergens een kick van krijgen

transitive verb (slang (enjoy, take pleasure in) (informeel)

She gets a kick out of watching talking animal videos.
Ze krijgt een kick van het kijken naar video's met pratende dieren.

Krijg een leven!

interjection (expressing contempt)

When I told them I was translating the Bible into Vulcan they all said “Get a life!”

moet je nou horen!, moet je nou zien!

interjection (slang (look at that) (informeel)

iemand de kast opjagen

verbal expression (informal (provoke: [sb])

He's just making faces to get a rise out of you.
Hij trekt gewoon gezichten om jou de kast op te jagen.

een afrossing krijgen, een pak slaag krijgen

verbal expression (informal (be beaten physically)

ruiken

verbal expression (informal (smell)

Did you get a whiff of that new perfume she is wearing?

opvangen

verbal expression (figurative, slang (detect) (figuurlijk)

Did you get a whiff of the hostility in that meeting?
Heb je een vleugje van vijandigheid in die vergadering te opgevangen?

iets overtreffen

(surpass)

Melinda worked hard to get above the minimum academic requirements for university.

(be over [sth])

We should get above 5,000 feet before we make camp.

maak dat je wegkomt

interjection (go away)

maak dat je wegkomt

interjection (go away)

Why are you still here? Get along with you!

een uitbrander krijgen

verbal expression (figurative, informal (be reprimanded)

Tony got an earful from the boss when he arrived late for work.

boos worden, kwaad worden

(lose temper)

I get angry when people are rude and obnoxious.
Ik word kwaad wanneer mensen grof en irritant zijn.

ga weg

interjection (UK, slang (disbelief)

You saw the Queen in Burnley market? Get away!

ergens mee wegkomen

verbal expression (figurative, informal (never be punished)

Somehow Joe always seems to get away with murder.

weer in vorm komen, weer fit worden

verbal expression (informal (regain fitness)

I bought a gym membership to get back in shape.
Ik kocht een lidmaatschap bij de sportschool om weer in vorm te komen.

op het goede spoor komen

verbal expression (figurative, informal (regain focus) (figuurlijk)

beter worden

(recover)

I'm sorry you are sick and I hope you get better soon.
Het spijt me dat je ziek bent en ik hoop dat je snel beter wordt.

beter worden

(improve)

You will get better at chess if you practice. Canadian wine is getting better every year.
Je zal beter worden in schaken als je oefent. Canadese wijn wordt elk jaar steeds.

zich blind staren op

verbal expression (figurative, informal (stuck: in activity, etc.) (figuurlijk, informeel)

I thought I would be able to leave early, but I got bogged down by paperwork.

vast komen te zitten

verbal expression (stuck: in mud) (in modder)

Once again, the car got bogged down in the mud.

gebukt gaan onder schulden

verbal expression (informal (owe money)

Neil found himself getting bogged down in debt.

verveeld raken

(informal (lose interest)

At the beginning of school, he's usually fascinated, but he gets bored within a week.

met iets verveeld raken

(informal (lose interest)

interesse verliezen in iets

(informal (lose interest)

zich laten meeslepen

verbal expression (figurative (be overexcited)

She gets carried away at Christmas, and spends too much money on everything.
Ze laat zich meeslepen met Kerstmis en geeft teveel geld uit aan alles.

zich laten afleiden

verbal expression (figurative (forget other tasks)

Sorry I'm late - I got carried away watching the football.
Sorry dat ik te laat ben. Ik werd afgeleid door de voetbal.

zich niet kunnen beheersen, zich niet kunnen inhouden

verbal expression (figurative (be overcome with excitement)

Mark got carried away with all the excitement and nearly fainted. Sophia got carried away by the emotion of the occasion and burst into tears.

omkleden

intransitive verb (informal (put on different clothes)

It's time to get changed for the party.

naderen

intransitive verb (time: approach)

Christmas is getting close again.

dichtbij komen

intransitive verb (move very near)

He got so close I could see every blackhead on his face.

dichterbij komen

intransitive verb (time: approach)

As the day got closer I began to worry.

dichterbij komen

intransitive verb (move nearer)

As they got closer I could see that they weren't soldiers.

aan de slag gaan

verbal expression (start now)

Let's get cracking in the garden! This good weather won't last forever.
Laten we aan de slag gaan in de tuin! Het goede weer blijft niet duren.

boos worden

intransitive verb (informal (become angry)

The mother got cross with her insolent teenage son and didn't allow him to go out with his friends.

iets gedaan krijgen

verbal expression (informal (accomplish [sth])

The layoff will give me some time to get something done around the house.

aan de slag gaan, ter zake komen

verbal expression (start now)

We need to get down to business if we hope to finish this today.
We moeten ter zake komen als we vandaag nog willen afronden.

zich aankleden

verbal expression (put clothes on)

I was late this morning and had to get dressed in a hurry.

dronken worden

(informal (drink until intoxicated)

I'm going out to get drunk and drown my sorrows.
Ik ga uit om dronken te worden en mijn verdriet te verdrinken.

dronken voeren

(informal (make intoxicated) (informeel)

You should get him drunk before you ask that question.
Je moet hem dronken voeren voor je die vraag stelt.

zich verloven

(promise to get married)

We've been dating for five years and are intending to get engaged soon.

zich verloven

(promise to marry)

After living together for seven years, she finally got engaged to her boyfriend last night.

zijn gram halen

(revenge)

I'm going to get even with him when I see him.
Ik ga mijn gram halen wanneer ik hem zie.

enthousiast worden

(colloquial (become very happy)

The dog gets excited when it's time for a walk.

zich opwinden

(informal (become angry, upset)

Stephen tends to get excited when things go wrong.

opgewonden raken

(be sexually aroused) (seksueel)

Jenny says her husband gets excited whenever she wears a short skirt.

uitzien naar, uitkijken naar

verbal expression (colloquial (look forward) (figuurlijk)

The children are getting excited about tomorrow's trip to the zoo.

opgewonden raken over

verbal expression (informal (be enthused)

The research team got excited about their latest discovery.

dik worden

(informal (put on weight)

I get fat when I don't exercise regularly.

aan je conditie werken

(informal (exercise to stay in shape)

Dancing is a great way to get fit.

vertrekken, gaan

verbal expression (leave now)

If we don't get going soon we'll be late.
Als we niet snel vertrekken dan komen we te laat.

aan de slag gaan

verbal expression (start now)

The chef got going with peeling the vegetables.

stoned worden, high worden

(slang, figurative (on drugs) (informeel)

You can get high by sniffing glue, but it's quite likely to kill you.
Je kan high worden door het snuiven van lijm, maar het kan je waarschijnlijk doden.

trouwen

(slang (get married)

I never thought you'd get hitched. Who's the lucky lady?
Ik had nooit gedacht dat je zou trouwen. Wie is de gelukkige dame?

komen aan

verbal expression (informal (obtain [sth])

Can you tell me where I can get hold of a watch like yours? You need to get hold of a copy of his birth certificate.

te pakken krijgen

verbal expression (figurative (reach, contact [sb])

I've been trying to get hold of him all week, but he's always out.

pakken, grijpen, vastpakken, vastgrijpen

verbal expression (grasp)

She got hold of his arm and pulled him towards her.

thuiskomen

intransitive verb (arrive at one's house)

I just got home from work. Call me when you get home.

gewond raken

(informal (be injured)

It was a minor accident and no-one got hurt.

ziek worden

(informal (become unwell)

There's a chance you'll get ill while you're abroad. She gets ill when she sees blood.

Laten we Engels leren

Dus nu je meer weet over de betekenis van get busy in Engels, kun je leren hoe je ze kunt gebruiken aan de hand van geselecteerde voorbeelden en hoe je lees ze. En vergeet niet om de verwante woorden die we voorstellen te leren. Onze website wordt voortdurend bijgewerkt met nieuwe woorden en nieuwe voorbeelden, zodat u de betekenissen van andere woorden die u niet kent, kunt opzoeken in Engels.

Ken je iets van Engels

Het Engels is afkomstig van Germaanse stammen die naar Engeland zijn geëmigreerd en is over een periode van meer dan 1400 jaar geëvolueerd. Engels is de derde meest gesproken taal ter wereld, na Chinees en Spaans. Het is de meest geleerde tweede taal en de officiële taal van bijna 60 soevereine landen. Deze taal heeft een groter aantal sprekers als tweede en vreemde taal dan moedertaalsprekers. Engels is ook de co-officiële taal van de Verenigde Naties, van de Europese Unie en van vele andere internationale en regionale organisaties. Tegenwoordig kunnen Engelstaligen over de hele wereld relatief gemakkelijk communiceren.